Shower to the People

facebooktwitterlinkedinby feather

Magnolia woonde in één van de luxe flatgebouwen die vlak na de revolutie vol waren gepropt met boerenfamilies. Dat was inmiddels al enige tijd geleden, maar het had zijn sporen nagelaten. Uitgewoond was niet het juiste woord. Het riep voornamelijk verbazing op dat nooit iemand op het idee was gekomen om het te slopen en er iets fatsoenlijks voor in de plaats neer te zetten. Omdat de ventilatie van de flats niet berekend was op bewoning door uitgebreide families met een ontelbare hoeveelheid kinderen, neven, nichten, schoon- en grootouders, laat staan het houden van kippen, mestvarkens en ander kleinvee had men her en der gaten in de gevel gehakt.

Voor het trapportaal zat Simone, een van de buurvrouwen, op een paar opeengestapelde autobanden. Toen ze me aan zag komen lopen stond ze op en gebaarde opgewonden dat ik uit het zicht moest gaan staan. Ze pakte me bij de elleboog en legde haar andere arm op mijn schouder. Gebruikmakend van haar lichaamsgewicht trok ze me een centimeter of dertig naar beneden, totdat ze me in de juiste positie had gekregen om in mijn oor te fluisteren. Simone had een verticale uitdaging, maar met haar techniek wist ze dat redelijk te compenseren.

‘Damian is terug. Haar man, je weet toch? Ze hebben hem onverwachts vrijgelaten. Hij zit boven. Wacht hier en haal het niet in je hoofd om naar binnen te gaan. Ik ga je was halen.’

Eind jaren tachtig, in de nasleep van een ontspoorde nacht, had Damian de deur van een vrijstaand huis in Marianao geforceerd, op jacht naar vijfentwintig peso’s – of meer, al was dat niet strikt noodzakelijk – om een fles rum te kunnen kopen. Chispatren, clandestien gestookte rotzooi, maar net zo eerlijk als dat dure spul, en 24 uur per dag verkrijgbaar.

Toen hij de slaapkamer binnenkwam struikelde hij over een nachtspiegel en maakte het oudje dat lag te slapen wakker. Ze kreeg van de schrik een hartaanval en stierf ter plekke. Damian klauterde snel weer naar buiten en liep in de val van de gealarmeerde politie en werd, nadat hij eerst twee agenten tegen de vlakte had geslagen, naar de minst gezellige gevangenis van het eiland gezonden. Ik kende hem niet, maar uit de verhalen van Magnolia had ik opgemaakt dat zijn verblijf achter tralies het bereiken van wereldvrede van een hoop obstakels had verlost.

‘Kom voorlopig niet terug. Ze belt je wel. Kom alsjeblieft niet terug. Hij heeft een groot mes bij zich. Hij vermoedt iets. Als hij je ziet snijdt hij hem er bij je af. Hij is razend. Kom niet terug.’

Verdomd jammer van mijn dure overhemden. Het stak dat de wasbeurt voor niets was geweest. Het Cubaanse waspoeder is chemisch verwant aan napalm. Maar ik moest wel. Ik had geen keuze.

Simone drukte me de nylon tas met gewassen kleren in handen. Ze slaagde erin om me met een urgent gebaar weg te sturen want voor ik het wist stond ik alweer buiten de vuurlinie op de hoek van de straat. Zelf liep ze zeer behoedzaam achteruit het trapportaal binnen, met de helft van haar schedel waarin haar ogen zaten naar buiten hangend, om zich ervan te verzekeren dat ik echt wegging. Ik liep calle 8 af en kocht twee blikjes bier bij de paladar op de hoek met E waarvan ik er een gelijk opdronk. Snel daarna stak ik Línea over. Een paar straten verderop was een rustig park, Parque Lennon. In het midden stond een bankje met een bronzen beeld van John Lennon. Zijn brilletje was er vanaf gejat. Hij zag er vreemd uit zo, zonder bril had hij wel iets weg van een indiaan. Hij leek meer op Hatuey dan op een dode Beatle. Ik ging naast hem zitten, zette de tas tussen ons in, opende het tweede blikje bier en stak een sigaret op. Een voor een haalde ik mijn overhemden uit de tas. Heel nauwgezet wreef ik er steeds een klein beetje sigarettenas overheen en veegde ermee langs de groene aanslag aan de onderkant van het bankje. Nadat ik dat naar tevredenheid had voltooid maakte ik het af met een paar druppels bier. Al met al had ik het gevoel dat ik goed bezig was.

‘Power to the people!’

Omdat al mijn aandacht uitging naar het wasgoed had ik niet opgemerkt dat er iemand bij me was komen staan. Toen ik opkeek zag ik een magere vent van een jaar of veertig. Of vijftig. Het was een man en hij was mager. Muisstil stond hij, op een halve meter afstand, mijn verrichtingen te volgen. Hij had op een eerder moment van zijn bestaan wel eens wat zonnecrème kunnen gebruiken want zijn huid hing als goedkoop, slecht gelooid leer over zijn skelet heen. Verder had hij opvallende helderblauwe ogen en de geur die om hem heen hing had weinig weg van wilde limoenen.

‘Power to the people’ herhaalde hij. ‘Power to the people. John Lennon. You know? John Lennon. Power to the People.’

Na deze voordracht strekte hij zijn arm naar me uit. Het ging een beetje onwennig, alsof hij er voor oefende. Toen hij dat voldoende onder de knie leek te hebben draaide hij zijn hand een kwartslag en hield deze als een kommetje ter hoogte van mijn borstbeen. Ik viste een briefje van tien peso’s uit mijn borstzakje.

‘Yeah’, zei ik. ‘Shower to the people.’

Bestel-nu

facebooktwitterlinkedinby feather
facebooktwitterlinkedinrssby feather

Leave a Reply