Cuban Psycho

facebooktwitterlinkedinby feather

Interview met Pedro Juan Gutiérrez (niet in het boek)

pedro02

Ik heb een zeer ontwikkeld zintuig voor het absurde, dat houdt me scherp tegen dat soort dingen. Sex is niet voor mensen met een zwakke maag. Sex is een uitwisseling van vloeistoffen, sappen, speeksel, een sterke adem en heftige geuren, urine, zaad, stront, zweet, microben, bacteriën. Of het is niets. Als het alleen maar tederheid en etherische spiritualiteit is, blijft het in een steriele parodie hangen van wat het had kunnen zijn. Niks. Pedro Juan Gutiérrez, Dirty Havana, pag. 11

Eindelijk is er iemand die ongecompliceerd over de Cubaanse werkelijkheid schrijft. Na al die duizenden zinloze boeken die door buitenlandse bezoekers over het land zijn geschreven. Jawel, ze zijn ontelbaar, de journalisten die een paar maanden op het eiland verblijven en denken dat ze Cuba kennen. Niet dus. En toch blijven ze maar publiceren. Het is lachwekkend om tussen de regels door te lezen dat ze zijn opgelicht, verneukt en met een kluitje het riet in zijn gestuurd zonder daar maar enigszins van bewust te zijn. En het ergste was dat ze er over schrijven alsof ze een ongelofelijk avontuur hebben beleefd, dat ze het Cubaanse Mysterie hebben doorgrond en hun ervaringen op schrift hebben gesteld om deze te delen met de niet-ingewijden in de Cubaanse beginselen. Nog erger is dat de meeste Cubaanse schrijvers, waaronder enkele zeer getalenteerde, zich verre houden van de Cubaanse werkelijkheid, omdat dit inherent een politiek risico met zich meebrengt.

Totdat ik een paar jaar geleden op het spoor kwam van Pedro Juan Gutiérrez. Een volbloed Cubaan, een meesterverteller, die ongecompliceerd over het Cubaanse leven verhaalt. Het echte leven, rauw en goddeloos, zonder literaire poespas. Zijn debuut Dirty Havana is wereldwijd, ook in Nederland, een daverend succes. Dirty Havana is eigenlijk een slechte vertaling van de oorspronkelijke titel: Trilogia Sucia de La Habana, de Smerige Trilogie van Havana. Waarin hij een brutaal en sensueel maar ook ontluisterend en humoristisch portret schildert van het leven in Havana in de door honger en armoede geteisterde jaren negentig. De hoofdpersoon, die net als de schrijver Pedro Juan heet, leeft in een eindeloze cirkel van klusje naar handeltje naar stinkbaantje om het hoofd boven water te houden: van het verkopen van ijsjes op straat tot het van de straat halen van gestoorde zwervers en het verkopen van varkenslevers, waarvan later blijkt dat ze uit het mortuarium afkomstig zijn. En de droefenis wordt opgevrolijkt door ongecompliceerde seks met alles wat maar een hartslag heeft en met huisgestookte rum. Het is niet verwonderlijk dat Pedro Juan vaak wordt vergeleken met Charles Bukowski.

Het was niet moeilijk om Pedro Juan te vinden. Na het lezen van zijn – grotendeels autobiografische – boeken kon ik wel zo ongeveer opmaken waar zijn appartement, een soort penthouse in het centrum van Havana, zich moest bevinden. Het was direct raak. Ik stond voor een gebouw uit het begin van de vorige eeuw. Ooit woonden hier rijke Amerikanen, nu was het hopeloos vervallen. Aan een paar bejaarden, die in de deuropening van het gebouw zaten vroeg ik. ‘Woont Pedro Juan hier?’.

‘Ja, die woont hierboven, op de zesde verdieping.’

Daar stond mij een verrassing te wachten. Toen ik aanbelde verwachtte ik – op basis van de beschrijvingen in zijn autobiografische boeken – een halfnaakt woest dier aan te treffen, dat met een fles rum in de hand klaar stond om zijn geslacht ergens in te steken. Ik had mij terdege voorbereid. Maar ik trof een in blakende gezondheid verkerende, beschaafde en erudiete Pedro Juan aan, die mij direct koffie aanbood.

Coño, hoe heb je me gevonden? Hoe ben je hierboven gekomen?’

‘Gewoon, met de lift.’

‘Met die lift? Ben je niet vast komen te zitten? Tu eres un hombre valiente.Je bent een dapper man. Kom binnen, aan zo iemand kan ik geen interview weigeren.’

Het was me al opgevallen dat de lift uit 1922, die sinds de revolutie geen onderhoud meer had gehad, geen veilige indruk maakte. Ik was inderdaad twee keer vast komen te zitten, maar hey, als je in Havana woont raak je hier aan gewend. Trappen lopen is ook niet alles, zeker niet in de verstikkende hitte, die de stank van de urine en fecaliën nog ondraaglijker maakt. Trappen en galerijen van de oude gebouwen in Centro Havana dienen voornamelijk als openbaar toilet en als plaats om de geslachtsdaad te verrichten met een partner, die niet je officiële is. Eigenlijk alles dus, waarvoor je niet in de rij hoeft te staan en waar geen harde valuta voor nodig is.

Om te spreken van een penthouse is overdreven. Het is eigenlijk een appartement dat boven op het dak gebouwd is. Het dakterras biedt een fantastisch uitzicht over de baai van Havana. Binnen puilen de kasten uit met boeken en zijn Pedro Juan’s schilderijen opgestapeld. Schilderijen met abstracte lijnen, geïnspireerd door de stad waar zijn appartement op uitkijkt.

Ik houd hem een fles rum voor, Havana Club añejo reserva, in de veronderstelling dat we die in de komende tien minuten soldaat gaan maken. Niet ongegrond, als je leest hoeveel flessen er in Dirty Havana doorheen gaan. Maar de fles blijft voorlopig dicht. ‘Straks kunnen we een glaasje nemen. Ik heb die periode achter mij gelaten.’

Hoe ging de zoektocht naar een Cubaanse uitgever?

Dirty Havana bestaat in werkelijkheid uit drie boeken. Toen ik in 1996 de eerste twee had voltooid was Cuba in een heftige economische crisis beland. In 1990 waren de meeste uitgeverijen al gesloten, net als de meeste kranten en tijdschriften. Het tijdschrift waar ik in die tijd voor werkte, Bohemia, was de enige die nog uitkwam. Ik had veel geluk, omdat in dat jaar 5.000 journalisten op straat kwamen te staan. Op een gegeven moment kwam de directrice van een uitgeverij in Santiago de Cuba bij ons op de redactie langs. Zij vroeg of wij nog manuscripten hadden, omdat haar uitgeverij op het punt stond om weer open te gaan. Ik nodigde haar uit bij mij thuis. Zij was een echte Santiaguera, een lekker ding, en we dronken die avond een fles rum leeg. Ik gaf haar mijn twee boeken mee en heb vervolgens een jaar gewacht op antwoord. Ik heb haar een paar keer gebeld, maar steeds kreeg ik te horen dat ik geduld moest hebben. Het lijkt erop dat ze een beetje bang waren om het te publiceren, omdat ik een waarheid beschrijf die afwijkt van het beeld van een maatschappij van keurige revolutionaire burgers waar het regime zelf zo graag in gelooft. Maar goed, kort daarop kwam er een Française langs die werkte voor een grote uitgeverij in Parijs. Ze vroeg me of ze wat van mijn werk mee mocht nemen. Ik gaf haar de drie boeken mee die ik toen af had. Twee maanden later werd ik door de Spaanse uitgeverij Anagrama gebeld dat ze het wilden uitgeven.

Nu, vijf jaar later, zijn je boeken internationaal een gigantisch succes. Hoe wordt daar in Cuba op gereageerd?

Nou ja, om te beginnen werd ik direct na het uitkomen van Dirty Havana ontslagen als journalist. Ik werkte toen al 25 jaar in de journalistiek en had drie nationale prijzen ontvangen voor mijn journalistieke werk. Daarnaast heb ik vrijwel alle landen van het Oostblok bezocht – voor onderzoek voor een boek over kosmonauten – en een hoop landen in Latijns Amerika. Maar nu kreeg ik de zak. Ze gebruikten een administratief voorwendsel om van me af te zijn. Ze zeiden dat ik drie maanden in Europa was geweest. Terwijl ik negentig dagen verlof had gekregen om naar Europa te gaan. Maar ze zeiden, nee, we hebben ons besluit al genomen, je ligt er uit. Ik was furieus, omdat dat soort maatregelen normaal worden genomen om te voorkomen dat mensen naar Miami vluchten. Dus ik zei, kijk, ik heb hier een huis, een zoontje van twee jaar en vier andere kinderen. Het basismateriaal voor mijn werk bevindt zich hier in Cuba, in Centro Havana. Als ik uit Cuba zou vertrekken verlies ik alles. Ik heb geen enkele reden om naar de Verenigde Staten of naar Spanje te vertrekken. Maar ze reageerden niet op mijn argumenten. Het was duidelijk dat ze met me in hun maag zaten.

Hoe komt het dat er nu pas een boek verschijnt dat de Cubaanse werkelijkheid doeltreffend beschrijft?

Dan moet ik je eerst iets vertellen over het ontstaan van het boek. Dirty Havana is te autobiografisch, bijna gevaarlijk autobiografisch. Toen ik de drukproeven las in het kantoor van mijn Spaanse agente had ik voor een moment spijt, omdat ik een zeer heftige en emotionele periode uit mijn leven bloot had gelegd. Alles wat daar klaar lag om naar de drukker te gaan, was een ongekunstelde beschrijving van een periode in mijn leven. Negentig procent van wat ik had geschreven, van het begin tot het einde, was autobiografisch en absoluut gebaseerd op werkelijke gebeurtenissen. In zekere zin was het een striptease van een periode in mijn leven waarin ik totaal was losgeslagen, een zeer heftige episode die ik achter me had gelaten. Moet je je voorstellen, dit speelde zich af tussen 1990 en 1992. In 1990 werd ik veertig en vlak daarna liep mijn huwelijk stuk. Ik had twee kinderen van twaalf en zeven jaar. Het was een extreem pijnlijke ervaring, en ik kon het absoluut niet aan. Op het moment dat het begon leidde ik een rustig leventje als journalist. Ik behoorde tot de middenklasse, had een auto en bracht net als iedereen de vakanties met mijn gezinnetje door op het strand. En toen kwam die scheiding en ontstond er een enorme agressie tussen mij en mijn vrouw. Dit huis veranderde in een psychiatrische kliniek. En op hetzelfde moment belandde het land in een ongekende economische, politieke, sociale en ideologische crisis. Ik had mijn hele leven geloofd in de revolutie en had op mijn zestiende vrijwillig dienst genomen, vier-en-een-half jaar lang. Ik wil maar zeggen dat ik participeerde in de revolutie, en niet zomaar, maar met volle overtuiging. Maar toen, in het begin van de jaren negentig, toen alle shit op me afkwam, werd het me ook duidelijk dat het socialisme niet functioneerde, dat werkelijk niets functioneerde en dat alle politiek in het land en alles waar ik voor had gestaan was gebaseerd op een grote leugen. Aan de andere kant knalde mijn persoonlijke leven uit elkaar. En op dat moment werd ik bevangen door een woede en kwam er een agressie in me naar boven die nauwelijks te beschrijven valt. Ik ben altijd impulsief geweest en die agressie was mij niet geheel vreemd, maar ik wist het onder controle te houden. Maar op dat moment waren de rollen omgedraaid. De agressie kreeg de overhand en ik kwam er achter hoe slecht je je kunt voelen als werkelijk alles fout gaat. Uiteindelijk bleef ik in 1992 alleen achter met mijn zoon van veertien jaar, die zich als een echte puber tegen alles afzette. Hij was een echte freak, een rocker die deed wat er maar in hem opkwam en zichzelf continu in de nesten werkte. En ikzelf was nog veel erger en was niet in staat om het goede voorbeeld te stellen. Ik crepeerde zowat van de honger, was broodmager en kon ternauwernood overleven van mijn salaris, dat in die jaren overeenkwam met drie dollar in de maand. Daarnaast nam mijn alcoholconsumptie zorgwekkende vormen aan. Ik dronk iedere dag een fles chispa, inferieure huisgestookte rum, niet die kwaliteit die jij voor ons meebracht, nee echt vergif. Een fles per dag. Of meer. En ik rookte een pakje of twee Populares, zwarte tabak zonder filter. En ik greep iedere negerin of mulattin uit de buurt. God, ik neukte me suf. Wat ik maar pakken kon. Van alle leeftijden, piepjong of bejaard, het interesseerde me geen reet. Mijn huis was helemaal leeg, er stond nog geen stoel om op te zitten. Het was een ramp. Ik had alleen mijn boeken, een matras en de kleren die ik aan had. En toen ik een paar jaar zo had geleefd, in die ongekende misère, in de meest harde werkelijkheid die ik ooit had geleefd, kwam ik op een dag thuis en begon op te schrijven wat mij die dag was overkomen. Het werd een verhaal en op diezelfde manier schreef ik nog een paar verhalen. Ik had totaal niet de bedoeling om een boek te schrijven. Ik had al duizenden gedichten geschreven, een paar honderd verhalen, artikelen en twee romans. Over die romans was ik overigens niet tevreden. Ik verborg ze omdat ze krachteloos waren zonder enige pit. Ik vond ze vreselijk. En op dat moment begon ik die ruwe, heftige ongecensureerde verhalen te schrijven, juist omdat het me geen reet meer kon schelen wat er met me zou gebeuren. Of ze me nu gevangen zouden zetten of dat ze me mochten en mijn verhalen ze bevielen, of dat men van de daken zou schreeuwen dat ik een smeerlap was, een onbeschofte hond, of ze me een vreselijke macho vonden of rondbazuinden dat ik homofiel was, het was me om het even. Wat anderen van mij vonden, en de consequenties die daaraan waren verbonden, kon mij op dat moment absoluut niets schelen. Ik was totaal opgesloten in mijn razernij en smeet mijn woede en radeloosheid op het papier. Ik schreef de hele dag, meer en meer. Ik schreef met de hand, elk verhaal kostte me twee of drie weken, en ik deed mijn uiterste best om er iets goeds van te maken. Zo ging het drie jaar door. Ik voelde me verschrikkelijk, maar ik schreef. Uiteindelijk, in 1997 had ik de drie boeken voltooid die samen Dirty Havana vormen. En ik voelde me beter, omdat ik zo nauwgezet de gebeurtenissen van de voorgaande jaren opschreef, dat ik er over na moest denken. Voor mij is literatuur ook een vorm van bezinning, een soort analyse.

Afgezien van de autobiografische passages beschrijf je ook heel doeltreffend de levens van randfiguren uit de maatschappij. En juist met die beschrijvingen portretteer je de Cubaanse werkelijkheid zoals die zich op straat afspeelt.

Iedere keer als ik ergens naartoe ga, bijvoorbeeld als ik naar Sao Paolo ga, kun je me vinden in een huis ergens op de derde verdieping, een smerig appartement in een foute buurt. In Parijs ga ik altijd naar Bardes en de Afrikaanse wijken. In Madrid, Malasaña, Lavapiés. Het is een roeping, een morbide roeping. Ik voel me aangetrokken tot mensen met heftige levens, zoals hoeren en zeelieden. Of eenzame oude vrouwen. Ik ga iedere morgen bij die oude vrouw die hier naast mij woont langs om een kopje koffie te drinken. We praten een beetje, drinken onze koffie en dan ga ik er weer vandoor. Soms heeft ze zich twee weken niet gewassen, dat arme wijf, omdat ze daar hulp bij nodig heeft. Als de onderburen haar niet helpen kan ze zich niet wassen. Ik help haar niet te wassen omdat mijn barmhartigheid niet zo ver gaat. Als het mijn moeder was geweest, goed… Maar echt, ik voel mij altijd aangetrokken tot dit soort personen. Naast dat oude wijf, aan de andere kant, woonde vroeger een Amerikaanse, uit New York, die oorspronkelijk uit Hongarije kwam. Ze zat de gehele dag achter de tralies van haar huis. Ze had tralies voor haar ramen laten plaatsen met een enorm slot. Op een dag vertelde ze me dat ze een vervolgde communiste was. Maar mijn buurvrouw zei van niet. Volgens haar was zij een fasciste die in een Nazi-concentratiekamp had gewerkt. Dus die vrouw fascineerde me enorm. Ze was stokoud, ergens in de tachtig, had een indrukwekkende collectie boeken en klassieke muziek, en had een voorliefde voor negers. Ze was keihard, een heftig persoon. Ze was tachtig-en-nog-wat, maar ze ging regelmatig naar de Malecón-boulevard om negers te zoeken. Die nam ze dan naar boven om mee naar bed te gaan. Ik was waanzinnig gefascineerd door dat oude wijf, en ik mocht haar wel. Ze had twee legendes in haar leven. Was ze nu communiste of nazi? En ze speelde ping pong. Ze riep me regelmatig om een spelletje ping pong met haar te spelen. Wat ik hiermee wil zeggen… om schrijver te zijn heb je een permanente roeping nodig. Altijd op zoek naar personages. Ik zoek naar krachtige personages. Zoals die Thaise in Amsterdam. Toen ik in Amsterdam was voor de promotie van Dirty Havana liep ik zo’n Thaise massagesalon binnen. We lulden over van alles en nog wat, over haar familie en het leven in Amsterdam. Zij sprak een beetje Engels en ik ook. Maar we hadden contact en ik kreeg een idee van haar eenzame leven daar. Toen ze klaar was draaide ik haar om en begon ik haar te masseren. ‘Aah, you are a professional?’ En ik zei ‘yes’. Zie je…? Ik hou er gewoon van om te delen met anderen.

Als je jouw boeken leest word ik me er meer dan ooit van bewust dat de Cubanen, hoe moeilijk ze het ook mogen hebben, niet kapot zijn te krijgen. Wat er ook gebeurt, ze blijven opgewekt, met die vreselijke capaciteit om altijd wel een manier te vinden om te overleven. Op de zwarte markt, wat dan ook. Nergens in Latijns-Amerika vind je dat. In de meeste landen is men veel meer geneigd om bij de pakken neer te zitten. Wat zijn volgens jou de bouwstenen voor die unieke Cubaanse ziel?

Om te beginnen verkeert de Cubaanse natie nog in de pubertijd. We bestaan pas 500 jaar als natie. De Cubaanse geschiedenis is eigenlijk pas in de negentiende eeuw begonnen. Toen ontstond er zoiets als een Cubaanse cultuur, met haar eigen muziek, schilderkunst en literatuur. Economisch is het ons slechts enkele periodes goed gegaan. Misschien dat vanaf het einde van de jaren dertig tot 1960 een deel van de bevolking het redelijk goed had, maar eigenlijk hebben wij altijd een beetje met de rug tegen de muur gestaan. Eerst tijdens de Spaanse kolonisatie, daarna met de Republiek. En nu met het socialisme – de honger die wij hier hebben geleden tijdens de jaren zestig en zeventig was met geen pen te beschrijven. En ik denk dat je onze onverwoestbare opgewektheid kunt verklaren uit het feit dat wij een volk van mestiezen zijn. Voor mij is dat de meest fundamentele reden. We zijn een mengsel van Afrikanen en Spanjaarden. Afrikanen die waren geselecteerd voor de slavernij, niet zomaar Afrikanen, maar de sterkste die er waren, zowel fysiek als mentaal. De vrouwen werden geselecteerd op vruchtbaarheid, en zo verkregen ze het meest geschikte volk om zich voort te planten. Ze overleefden de overtocht over de Atlantische Oceaan, die afgrijselijk was. En daarna wachtte hen het werk op de plantages. Suikerriet kappen is vreselijk zwaar. Enfin, ik denk dat de negers in Cuba de meest sterke negers zijn met een positieve mentaliteit. Kijk maar op straat. Ook al hebben ze slechts een dollar in hun zak of zelfs helemaal niets. En toch lopen ze rond met een broek van twintig dollar, een shirt van vijftien dollar. Zonder een stuiver op zak. En zie ze lopen, zelfverzekerd, “hey, geef mij wat, neem me mee, zie dat lekkere stuk daar.” Het is een manier van leven. En de vermenging met Spaans bloed… de Spanjaarden zijn ook een hard volk. Ze stammen direct af van de Arabieren, van de Moren. De Spanjaard is zeer gedisciplineerd, heel sterk en werklustig. Dus, die mix staat volgens mij garant voor een krachtig volk. Als de Cubanen zouden bestaan uit een mix van Angelsaksisch en Chinees bloed, zou het resultaat heel anders zijn geweest. Daarom zijn we zo positief, zo opgewekt en seksueel.

Wat is jouw achtergrond? Ik bedoel, kun je iets vertellen over de schrijvers die jou hebben beïnvloed?

Ik denk dat de belangrijkste literaire invloed komt van stripverhalen. Als kind heb ik tonnen Amerikaanse comics gelezen. Superman, Batman, alles wat er maar was. Dat kwam omdat ik een tante had die in een distributiemaatschappij had voor tijdschriften en comics. Er kwamen wekelijks honderden comics binnen, Amerikaanse comics die vertaald waren in Mexico. En ik las ze allemaal. Dat was heel bijzonder in die tijd, vooral toen Fidel Castro in de jaren zestig de import verbood van vrijwel alle buitenlandse bladen. Er was vrijwel niets anders te verkrijgen dan revolutionaire literatuur. Het isolement waarin het land werd gestort was verschrikkelijk. Maar ik had die comics, waar ik er iedere week honderd van las. En de comics leren je om vaart in het verhaal aan te brengen en voornamelijk hoe je een dialoog op moet bouwen. De dialoog in comics is altijd snel, kort en uiterst effectief. En toen ik een jaar of dertien was ontdekte ik de echte literatuur. Kafka fascineerde me van jongs af aan, maar voornamelijk Amerikaanse schrijvers. Faulkner, Salinger, John Dos Passos, Truman Capote, Hemingway. Veel meer dan de Latijns-Amerikaanse schrijvers, die voor mijn idee te wollig, te pompeus schrijven.

Toen wist ik ook dat ik schrijver wilde worden. Zeker toen ik Breakfast at Tiffany’s las. Zo wilde ik leren schrijven. Ik heb dertig jaar gewerkt in de journalistiek. Voor de schrijvende pers, voor de radio en televisie. Iedere dag werkte ik met taal. Daardoor ontwikkelde ik de capaciteit om de taal te beheersen en tegelijkertijd ontwikkelde ik een manier om onderzoek te doen. Want als journalist doe je iedere dag onderzoek. En dat doe ik nog steeds. Die drie invloeden waren het belangrijkst. De stripverhalen, de Noord-Amerikaanse vertellers van de twintigste eeuw en de journalistiek.

Dirty Havana is een boek dat buitensporig autobiografisch is. Bijvoorbeeld het verhaal “de poorten van de hemel”, alles wat daarin is beschreven, van het begin tot het eind, is iets dat ik heb meegemaakt in een tijdsbestek van drie uur. Hier op de Malecón tussen Hotel Deauville en het Maceo-park. Een heftige ervaring die ik in dat verhaal heb opgeschreven. Zo werk ik. Ik baseer alles op de realiteit, op de dingen die om mij heen gebeuren. Ik schrijf nu een boek over een travestiet, Sandra la Cubana. Het is gebaseerd op een travestiet in de Chinese wijk waar ik vaak een biertje mee drink. Hij is heel relaxed, vertelt me honderden verhalen, laat me pornofoto’s van hem zien en zo. Daarna ga ik als een speer terug naar huis en schrijf ik alles op. Dat is de manier waarop ik werk. Wat doe ik dus, ik vermeng fictie met de dagelijkse realiteit en met filosofie. En voornamelijk autobiografische elementen. Maar het belangrijkste voor mij is dat literatuur onderhoudend moet zijn. Ik waak ervoor om mijn cultuur en achtergrond in zware, saaie literatuur te stoppen, vol met feitjes en data. Als ik schrijf streef ik niet naar min of meer. Ik streef altijd naar meer.

Terwijl we op het dakterras de nachtelijke stad tot leven zien komen drinken we de fles rum op. Pedro Juan drinkt een glas en ik de rest. Pedro Juan lacht. ‘Dat onmatige gezuip, dat herken ik wel, ja.’

Ik denk dat miljoenen van jouw lezers het wel herkennen.

Je bent net als ik. Ga mediteren. Doe aan Yoga. Net als ik nu. Je hoeft echt niet bang te zijn dat je een plantje wordt. Je wordt alleen iets rustiger. Dat kan geen kwaad op z’n tijd.

Ik moet er nog over nadenken.

 

 

 

 

 

 

 

 

facebooktwitterlinkedinby feather
facebooktwitterlinkedinrssby feather

Leave a Reply